WAM-Verzekering

Algemene wetgeving & definities

In het verkeersrecht zijn verschillende verzekeringen van toepassing. Als basiswetgeving gelden:

  • De Wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen (Verz.W.)
  • De Wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen. (WAM-Wet)

De Verzekeringswet (Verz.W.) bevat het algemene kader. De WAM-Wet bevat enkele bijkomende bepalingen en heeft voorrang op de Verzekeringswet.

Zo bevat de Verzekeringswet algemene regels die eveneens van toepassing zijn bij het aangaan van andere verzekeringen. Denk bv. aan de informatieplicht van de verzekerde.

De WAM-verzekering is van belang zodat dat benadeelden schadeloos worden gesteld in geval van burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de eigenaar, van iedere houder en van iedere bestuurder van het verzekerde motorrijtuig, alsmede van degenen die daarin worden vervoerd, zulks met uitzondering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van hen die zich door diefstal, geweldpleging of heling de macht over het motorrijtuig hebben verschaft.

 

Verplichte WAM-verzekering

Motorrijtuigen worden alleen toegelaten tot het verkeer op de openbare weg en op terreinen die toegankelijk zijn voor het publiek of slechts voor een zeker aantal personen die het recht hebben om er te komen, indien de burgerrechtelijke aansprakelijkheid waartoe zij aanleiding kunnen geven, gedekt is door een verzekeringsovereenkomst overeenkomstig de WAM-wet. (Art. 2 WAM-wet)

Men spreekt ook wel eens van de verplichte BA-Verzekering (Burgerlijke Aansprakelijkheid). In het KB van 14 december 1992 werd een modelovereenkomst voor de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen ingevoerd, zodat alle verzekeraars in België hetzelfde model hanteren. Van deze modelartikels kan enkel worden afgeweken in het voordeel van de verzekeringsnemer, de verzekerde of de benadeelde.

De verplichting tot het sluiten van de verzekering rust op de eigenaar van het motorrijtuig. Indien een andere persoon de verzekering heeft aangegaan, is de verplichting van de eigenaar geschorst voor de duur van de overeenkomst die door de andere persoon is gesloten.

Motorrijtuigen die gewoonlijk in het buitenland zijn gestald, moeten niet bij een Belgische verzekeraar worden verzekerd. Evenwel worden ze ook tot het verkeer in België toegelaten, mits een Bureau, daartoe erkend of opgericht volgens de Wet van 9 juli 1975 zelf tegenover de benadeelden de verplichtingen op zich neemt de schade, door de motorrijtuigen in België toegebracht, overeenkomstig de bepalingen van deze wet te vergoeden.

Het bewijs van de verzekering wordt geleverd door de groene kaart die de verzekeraar aan zijn verzekerde aflevert.

Indien het voertuig niet verzekerd wordt zijn de eigenaar de houder en de bestuurder van het voertuig strafbaar. De niet-verzekering kan worden gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en met geldboete van € 100 tot € 1000, (x8 opdeciemen), of met een van die straffen alleen.

Hiernaast kan de Politierechter ook een rijverbod opleggen van tenminste 8 dagen en ten hoogste 5 jaar.

Tot slot kan de Rechtbank ook de verbeurdverklaring van het niet-verzekerd voertuig bevelen (Art. 24 WAM-Wet) of de verkoop ervan organiseren, waarna de geldboete of de schade van de benadeelden kan worden vergoed met de eventuele opbrengst ervan.

 

Uitsluitingsgronden verzekering

Bij de verplichte burgerrechtelijke aansprakelijkheidsverzekeringen kunnen de excepties, vrijstellingen, de nietigheid en het verval van recht voortvloeiend uit de wet of de overeenkomst en die hun oorzaak vinden in een feit dat zich voor of na het schadegeval heeft voorgedaan, aan de benadeelde niet worden tegengeworpen. (Art. 151 Verz.W.)

Dit betekent dat de benadeelde moet vergoed worden door de verzekeraar, ondanks de eventuele gebreken aan de verzekeringsovereenkomst.

De excepties, vrijstellingen, de nietigheid, opzegging of beëindiging van de verzekeringsovereenkomst kunnen dus enkel aan de benadeelde worden tegengeworpen indien deze dateren van voor het schadegeval.

Indien het voertuig wordt verkocht of overgedragen blijft de verzekeraar tot 16 dagen na de overdracht gehouden. (Art. 33 modelpolis)

In geval van opzet of zware fout door de verzekerde blijft de verzekeraar tot vergoeding van de benadeelde gehouden, maar heeft deze wel een verhaalsrecht tegen de verzeringsnemer of verzekerde en kan deze zijn uitgaven terugvorderen. (Art. 24 & 25 modelpolis)

Artikel 24:

Wanneer de maatschappij gehouden is ten aanzien van de benadeelden, heeft zij, behoudens iedere andere mogelijke vordering waarover zij beschikt, een recht van verhaal in de gevallen en op de personen vermeld in artikel 25. Het verhaal heeft betrekking op de schadevergoedingen in hoofdsom, alsook op de gerechtskosten en interesten die de maatschappij moet betalen. Het bedrag van het verhaal is integraal indien de voornoemde bedragen niet hoger zijn dan 10.411,53 EUR. Het verhaal wordt echter maar uitgeoefend ten belope van de helft van de voornoemde bedragen wanneer die hoger zijn dan 10.411,53 EUR met een minimum van 10.411,53 EUR en een maximum van 30.986,69 EUR.

Artikel 25:

De maatschappij heeft een recht van verhaal op de verzekeringnemer:

a. ingeval de dekking van de overeenkomst geschorst is wegens niet-betaling van de premie;

b. in geval van opzettelijk verzwijgen of opzettelijk onjuist meedelen van gegevens betreffende het risico bij het sluiten of in de loop van de overeenkomst. Dit verhaal wordt integraal uitgeoefend en is niet onderworpen aan de beperking bepaald in artikel 24;

De maatschappij heeft een recht van verhaal op de verzekerde, dader van het schadegeval:

a. die het schadegeval opzettelijk heeft veroorzaakt. Dit verhaal wordt integraal uitgeoefend en is niet onderworpen aan de beperking bepaald in artikel 24;

b. die het schadegeval veroorzaakt heeft door een van de volgende gevallen van grove schuld: rijden in staat van dronkenschap of in een gelijkaardige toestand die het gevolg is van het gebruik van producten andere dan alcoholische dranken;

c. indien het rijtuig gebruikt werd ingevolge een misbruik van vertrouwen, een oplichting of een verduistering; Dit verhaal wordt slechts uitgeoefend tegen de dader van het misdrijf of zijn medeplichtige.

De maatschappij heeft een recht van verhaal op de verzekeringnemer en, indien daartoe grond bestaat, op de verzekerde die niet de verzekeringnemer is:

a. wanneer het schadegeval zich voordoet tijdens de deelname aan een snelheids-, regelmatigheids- of behendigheidsrit of -wedstrijd, waartoe van overheidswege geen verlof is verleend;

b. wanneer, op het ogenblik van het schadegeval, het rijtuig bestuurd wordt door een persoon die niet voldoet aan de voorwaarden die de Belgische wet en reglementen voorschrijven om dat rijtuig te besturen, bijvoorbeeld door een persoon die de vereiste minimumleeftijd niet bereikt heeft, door een persoon die geen rijbewijs heeft of door een persoon die van het recht tot sturen vervallen verklaard is.

c. wanneer het omschreven rijtuig dat onderworpen is aan de Belgische reglementering op de technische controle, op het ogenblik van het schadegeval niet of niet meer voorzien is van een geldig keuringsbewijs, behalve als het schadegeval zich voordoet tijdens het normale traject naar de keuring of wanneer men in geval van afgifte van een bewijs met de vermelding ‘verboden tot het verkeer’ zich van het keuringsstation naar zijn woonplaats en/of naar de hersteller begeeft en na herstelling naar het keuringsstation rijdt. Het recht van verhaal wordt echter niet uitgeoefend indien de verzekerde aantoont dat er geen oorzakelijk verband bestaat tussen de staat van het rijtuig en het schadegeval;

d. wanneer het schadegeval zich voordoet terwijl het reglementair of contractueel toegelaten aantal vervoerde personen overschreden is of wanneer het vervoer van personen in strijd is met reglementaire of contractuele bepalingen. Indien het reglementair of contractueel maximaal toegelaten aantal vervoerde personen overschreden is, is het bedrag van het verhaal evenredig aan de verhouding van het overtallig aantal vervoerde personen tot het aantal werkelijk vervoerde personen.

 

Verjaring verzekering (Art. 88 & 89 Verz.W.)

De verjaringstermijn voor elke rechtsvordering voortvloeiend uit een verzekeringsovereenkomst bedraagt drie jaar.

De termijn begint te lopen vanaf de dag van het voorval dat het vorderingsrecht doet ontslaan. Wanneer degene aan wie de rechtsvordering toekomt, bewijst dat hij pas op een later tijdstip van het voorval kennis heeft gekregen, begint de termijn te lopen vanaf dat tijdstip, maar hij verstrijkt in elk geval vijf jaar na het voorval, behoudens bedrog.

Onder voorbehoud van bijzondere wettelijke bepalingen, verjaart de vordering die voortvloeit uit het eigen recht dat de benadeelde tegen de verzekeraar van de aansprakelijke heeft krachtens artikel 150 door verloop van vijf jaar, te rekenen vanaf het schadeverwekkend feit of, indien er misdrijf is, vanaf de dag waarop dit is gepleegd. Indien de benadeelde evenwel bewijst dat hij pas op een later tijdstip kennis heeft gekregen van zijn recht tegen de verzekeraar, begint de termijn pas te lopen vanaf dat tijdstip, maar hij verstrijkt in elk geval na verloop van tien jaar, te rekenen vanaf het schadeverwekkend feit of, indien er misdrijf is, vanaf de dag waarop dit is gepleegd.

De regresvordering van de verzekeraar tegen de verzekerde verjaart door verloop van drie jaar, te rekenen vanaf de dag van de betaling door de verzekeraar, behoudens bedrog.

De belangrijkste gronden tot schorsing en stuiting van de verjaring zijn overeenkomstig art. 89 Verz.W.:

  • De verjaring tegen minderjarigen, onbekwaamverklaarden en andere onbekwamen loopt niet tot de dag van de meerderjarigheid of van de opheffing van de onbekwaamheid.
  • De verjaring loopt niet tegen de verzekerde, de begunstigde of de benadeelde die zich door overmacht in de onmogelijkheid bevindt om binnen de voorgeschreven termijn op te treden.
  • Indien het schadegeval tijdig is aangemeld, wordt de verjaring gestuit tot op het ogenblik dat de verzekeraar aan de wederpartij schriftelijk kennis heeft gegeven van zijn beslissing.
  • Stuiting of schorsing van de verjaring van de rechtsvordering van de benadeelde tegen een verzekerde heeft stuiting of schorsing van de verjaring van zijn rechtsvordering tegen de verzekeraar tot gevolg. Stuiting of schorsing van de verjaring van de rechtsvordering van de benadeelde tegen de verzekeraar heeft stuiting of schorsing van de verjaring van zijn rechtsvordering tegen de verzekerde tot gevolg.
  • De verjaring van de vordering bedoeld in artikel 88, § 2, wordt gestuit zodra de verzekeraar kennis krijgt van de wil van de benadeelde om een vergoeding te bekomen voor de door hem geleden schade. De stuiting eindigt op het ogenblik dat de verzekeraar aan de benadeelde schriftelijk kennis geeft van zijn beslissing om te vergoeden of van zijn weigering.

 

Vergoeding van de zwakke weggebruiker (art. 29bis WAM-wet)

Speciaal voor de zwakke weggebruiker heeft de wetgever een specifieke regeling uitgewerkt ter vergoeding van geleden schade. Deze regeling is opgenomen in art. 29bis WAM-wet.

Als zwakke weggebruiker wordt voornamelijk aanzien:

  • voetgangers
  • fietsers
  • inzittenden in het voertuig

De wet bepaalt dat alle schade wordt vergoed, behoudens de stoffelijke schade en de schade geleden door de bestuurder.

Het vergoedingsprincipe is een plicht in hoofde van de WAM-verzekeraar, zonder dat de aansprakelijkheid van de verzekerde moet vaststaan. De schade moet zich wel hebben voorgedaan in een verkeersongeval, zodat in de rechtspraak wel eens wat discussie bestaat over het begrip.

Het is de verzekeraar van een betrokken voertuig die de schade moet vergoeden, zonder dat er een oorzakelijk verband dient te zijn tussen het voertuig en de schade.

Op zoek naar een advocaat?

Tijdens een eerste consultatie wordt uw probleem besproken, waarbij onze advocaten het juridische kader schetsen en de mogelijke oplossingen overlopen.

MAAK EEN AFSPRAAK