Kennisbank Burgerlijke Aansprakelijkheid Algemeen Aansprakelijkheid van de ouders voor…

Aansprakelijkheid van de ouders voor hun kinderen

Aansprakelijkheid ouders voor hun kinderen

Art. 1384 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat de vader en de moeder aansprakelijk zijn voor de schade die door hun minderjarige kinderen wordt veroorzaakt. De aansprakelijkheid betreft evenwel slechts een vermoeden, waarbij de ouders een dubbel tegenbewijs kunnen leveren om aan hun aansprakelijkheid te ontsnappen.

 

Toepassingsvoorwaarden

Op dat de ouders kunnen worden aangesproken dienen volgende toepassingsvoorwaarden vervult te zijn:

  • De aangesprokenen hebben de hoedanigheid van ouders
  • Een minderjarige
  • Een objectief onrechtmatige daad of fout door de minderjarige
  • Waardoor schade werd berokkend aan een derde

Art. 1384 lid 2 BW is enkel van toepassing op de ouders en de adoptieouders van de minderjarige. De grootouders, de pleegouders, de stiefouders, de voogd, etc. kunnen niet aansprakelijk gesteld worden op grond van art. 1384 lid 2 BW voor de fouten van minderjarigen die onder hun toezicht staan.  Ook bij een echtscheiding of feitelijke scheiding kunnen beide ouders worden aangesproken.

Andere toezichthouders kunnen uiteraard wel persoonlijk aansprakelijk gesteld worden op grond van art. 1382-1383 BW indien zij zelf een fout begaan die in oorzakelijk verband staat met de ingeroepen schade.

 

Vermoeden van aansprakelijkheid

Wanneer de minderjarige een objectieve onrechtmatige daad stelt, waardoor schade aan een derde wordt berokkent, geldt op basis van art. 1384 lid 2 BW een vermoeden dat de ouders aansprakelijk zijn voor de veroorzaakte schade. Dit vermoeden geld op basis van een fout die de ouders maakten in de opvoeding van de minderjarige, of in het toezicht. Het Hof van Cassatie heeft herhaaldelijk in die zin geoordeeld.

De ouders kunnen het aansprakelijkheidsvermoeden aldus wél weerleggen door een dubbel tegenbewijs. Zo moeten ze enerzijds aantonen geen fout te hebben begaan in de opvoeding van het minderjarig kind, en anderzijds geen fout te hebben gemaakt in het toezicht over het minderjarig kind. Slagen de ouders niet in het dubbel tegenbewijs, maar bijvoorbeeld slechts in het tegenbewijs van goede opvoeding, dan kunnen ze nog steeds worden aangesproken voor de schade.

Het tegenbewijs van een goede opvoeding zal vaak moeilijk zijn. Immers oordelen sommige rechters dat uit de ernst van bepaalde gedragingen zelf al een gebrek aan goede opvoeding volgt. Dat is volgens ons niet juist. De ouders zullen verschillende concrete elementen moeten aanleveren die wijzen op een goede opvoeding, zonder dat dit als een resultaatsverbintenis kan worden beschouwd. Denk maar aan schoolresultaten, voorgeschiedenis, begeleiding, hobby’s, …

Het tegenbewijs van behoorlijk toezicht moet eveneens in concreto worden onderzocht. Immers kan van de ouders geen voortdurend en permanent toezicht worden verwacht, zeker naarmate de minderjarige ouder wordt. De leeftijd van de minderjarige is dus een zeer belangrijk beoordelingselement.

Wanneer de ouders tijdens het schade verwekkend feit geen materieel toezicht konden uitoefenen, kunnen ze nog steeds een fout kunnen begaan door bijvoorbeeld het toezicht toe te vertrouwen aan een persoon die daartoe niet geschikt is, of net zelf een fout te begaan waardoor geen toezicht kon worden uitgeoefend.

Wanneer de minderjarige daarentegen onder toezicht stond van een derde, zoals een leerkracht, een werkgever of van een jeugdleider, wordt dit over het algemeen wél als een voldoende tegenbewijs aanvaard.

 

Aansprakelijkheid van de minderjarige

Naast de ouder(s) kan ook de minderjarige zelf op basis van art. 1382-1383 BW aansprakelijk worden gesteld voor de schade die hij heeft veroorzaakt, doch enkel voor zover hij schuldbekwaam is, en de onrechtmatige gedraging hem toerekenbaar is.

Een minderjarige zal als schuldbekwaam worden beschouwd indien hij “de jaren des onderscheids” heeft bereikt, en aldus over het nodige onderscheidingsvermogen beschikt. De “jaren des onderscheids” is een feitelijk begrip waarover de feitenrechter soeverein oordeelt. In dat kader wordt de leeftijd van zeven jaar gewoonlijk als richtlijn gebruikt. De schuldbekwaamheid van de minderjarige is echter niet aan een vaste leeftijdsgrens onderworpen.

 

Fout van het slachtoffer

Vaak zullen de ouders een fout van het slachtoffer zelf inroepen als argument, om alsnog (gedeeltelijk) aan hun aansprakelijkheid te ontsnappen. Ook de fout van een derde kan als vreemde oorzaak worden ingeroepen. Denk maar aan een andere minderjarige die bij het schadegeval betrokken was een eveneens een fout beging.

Als gevolg zal een aansprakelijkheidsverdeling mogelijk zijn. Zulks tussen de ouders en het slachtoffer zelf, of bijvoorbeeld ouders en een derde.

 

Samenloop van aansprakelijkheid

In de praktijk zal het aangewezen zijn steeds zoveel mogelijk aansprakelijke partijen tegelijk aan te spreken. Immers is het mogelijk dat de minderjarige zelf ontsnap aan aansprakelijkheid of niet vermogend is om de schade te vergoeden. In dat geval is het aangewezen de ouders mee aan te spreken, die vaak wel vermogend zullen zijn.

 

Familiale verzekering

Vele ouders zullen bovendien een (gezins-)aansprakelijkheidsverzekering afsluiten voor dit soort gevallen, met name de familiale verzekering. In de praktijk zal de verzekeraar dus ook mee worden aangesproken en de schade door haar worden vergoed.

Op zoek naar een advocaat burgerlijke aansprakelijkheid?

Tijdens een eerste consultatie wordt uw probleem besproken, waarbij onze advocaten het juridische kader schetsen en de mogelijke oplossingen overlopen.

MAAK EEN AFSPRAAK