Kennisbank Huurrecht Huur Vrijgave huurwaarborg: in geld waardeerbare…

Vrijgave huurwaarborg: in geld waardeerbare vordering

De Vrederechter te Deurne oordeelde in een vonnis van 18/03/2020 dat de vrijgave van een huurwaarborg een in een geld waardeerbare vordering betreft. Dit oordeel is van belang voor de mogelijkheid om verzet of hoger beroep aan te tekenen tegen een bij verstek gewezen vonnis.

 

Feiten

De feiten betreffen een klassiek geschil over de vrijgave van de huurwaarborg op het einde van het huurcontract. De verhuurder claimde hoge huurschade, wat door de huurders betwist werd. De huurders riepen de verhuurder eerst in verzoening op, maar daar daagde de verhuurder niet op. Op de inleidingszitting van de procedure ten gronde was dit hetzelfde geval, zodat de vrederechter een verstekvonnis uitspraak. In het vonnis bij verstek werd de huurwaarborg vrijgegeven in het voordeel van de huurders.

Nadat de verhuurder het verstekvonnis ontving, tekende deze verzet aan. De huurders wierpen de ontoelaatbaarheid van het verzet op.

 

Laatste aanleg

Volgens art. 617 Ger.W. worden de vonnissen, waarin de Vrederechter uitspraak doet over een vordering minder dan € 2.000, in laatste aanleg gewezen. Eist de verhuurder bv. enkel € 500 huurachterstal, dan zal de uitspraak in laatste aanleg worden gedaan. Dat wil zeggen dat er geen hoger beroep meer tegen kan worden ingesteld.

Vorderingen die niet in geld waardeerbaar zijn, worden nooit in laatste aanleg gewezen. Denk maar aan de ontbinding van het huurcontract door een ernstige fout van een huurder. Hiertegen is dan wel hoger beroep mogelijk.

 

Verzet en hoger beroep

In deze casus is er sprake van een verstekvonnis, dit wil zeggen dat de verwerende partij niet aanwezig was bij de eerste uitspraak. In het algemeen zijn er twee mogelijkheden tegen een verstekvonnis: verzet en hoger beroep.

Verzet wil zeggen dat de zaak terug voor dezelfde eerste rechter komt. Hoger beroep wil zeggen dat de zaak door een nieuwe en hogere rechter zal worden behandeld. Het hoger beroep tegen een vonnis van de Vrederechter komt voor de Rechtbank van Eerste Aanleg.

Volgens art. 1047 Ger. W. kan slechts een toelaatbaar verzet worden aangetekend tegen een vonnis dat in laatste aanleg werd gewezen. Dit is dus een vonnis waartegen geen hoger beroep meer kan worden ingesteld.

Werd het vonnis niet in laatste aanleg gewezen, kan enkel hoger beroep worden ingesteld.

 

De vrijgave van de huurwaarborg: in geld waardeerbaar

De Vrederechter te Deurne oordeelde in zijn vonnis dd. 18/03/2020 dat de vrijgave van een huurwaarborg wel degelijk in geld waardeerbaar is.

De huurders hadden opgeworpen dat zij een machtiging tot vrijgave vorderden, een niet de uitbetaling van een geldsom.

“Voor het bepalen van de aanleggrens is artikel 617 Ger.W. niet beperkt tot de louter geldelijke veroordelingen, doch zijn hierin eveneens alle vorderingen vervat die in geld waardeerbaar zijn.(Cass. 1/10/2010 e.a.)

De huurwaarborg, zowel de hoofdsom als de intresten, is in geld waardeerbaar, zoals blijkt uit de vermelde bedragen in het inleidende verzoekschrift. Het feit dat het woord “vrijgeven” wordt gebruikt omdat de huurwaarborgrekening is geblokkeerd, leidt er niet toe dat de vordering daardoor niet meer in geld waardeerbaar zou zijn.”

 

Gevolgen: verzet of hoger beroep?

De uitspraak heeft tot gevolg dat wanneer er een verstekvonnis werd uitgesproken (louter) over de vrijgave van de huurwaarborg,  de omvang van de waarborg zal bepalen of hoger beroep of verzet moet worden aangetekend.

Bedraagt de hoofdsom, meer de intresten, minder dan € 2.000, dan werd het verstekvonnis in laatste aanleg gewezen en moet verzet worden aangetekend. Bedraagt de som van beiden meer den € 2.000 kan enkel nog hoger beroep worden ingesteld.

 

 

 

Op zoek naar een advocaat huurrecht?

Tijdens een eerste consultatie wordt uw probleem besproken, waarbij onze advocaten het juridische kader schetsen en de mogelijke oplossingen overlopen.

MAAK EEN AFSPRAAK