Kennisbank Strafrecht Misdrijven Oplichting, misbruik van vertrouwen en…

Oplichting, misbruik van vertrouwen en valsheid in geschriften

valsheid in geschrifte oplichting

Zaken van oplichting, misbruik van vertrouwen of valsheid in geschriften kunnen zich zowel ten aanzien van particulieren als ten aanzien van bedrijven voordoen. Vaak wordt er gebruik gemaakt van de klacht met burgerlijke partijstelling, om zo een onderzoeksrechter te gelasten met het onderzoek naar de feiten. Bij afsluiting van het onderzoek zal de Procureur des Konings moeten beslissen welke gevolgen gekoppeld worden aan de feiten: een buitenvervolgingstelling of verwijzing naar de Correctionele Rechtbank, dan wel een bemiddeling of minnelijke schikking.

 

Misbruik van vertrouwen

De artikels 491 tot en met 495 van het Strafwetboek bestraffen verscheidene soorten van misbruik van vertrouwen. De bewoordingen die door de wetgever gebruikt worden zijn redelijk ingewikkeld: “Hij die ten nadele van een ander goederen, gelden, koopwaren, biljetten, kwijtingen, geschriften van om het even welke aard, die een verbintenis of een schuldbevrijding inhouden of teweegbrengen en die hem overhandigd zijn onder verplichting om ze terug te geven of ze voor een bepaald doel te gebruiken of aan te wenden, bedrieglijk verduistert of verspilt, wordt gestraft met gevangenisstraf van een maand tot vijf jaar en met geldboete van zesentwintig euro tot vijfhonderd euro. De schuldige kan bovendien worden veroordeeld tot ontzetting van rechten overeenkomstig artikel 33.

Er zijn zodoende verschillende constitutieve bestanddelen nodig om te kunnen spreken van misbruik van vertrouwen:

  • Het voorwerp: een goed dat een verbintenis of schuldbevrijding omvat
  • De voorafgaandelijke afgifte van dit goed
  • De verplichting om het goed terug te geven of voor een bepaald doel aan te wenden
  • De daad van verduistering of verspilling van het goed
  • De benadeling van de andere partij
  • Het bedrieglijk opzet

Enkel wanneer alle constitutieve bestanddelen vervuld zijn, zal men de feiten kunnen kwalificeren als misbruik van vertrouwen en een eventuele veroordeling kunnen uitspreken.

 

Oplichting

Art. 496 van het Strafwetboek bestraft feiten van oplichting: “Hij die, met het oogmerk om zich een zaak toe te eigenen die aan een ander toebehoort, zich gelden, roerende goederen, verbintenissen, kwijtingen, schuldbevrijdingen doet afgeven of leveren, hetzij door het gebruik maken van valse namen of valse hoedanigheden, hetzij door het aanwenden van listige kunstgrepen om te doen geloven aan het bestaan van valse ondernemingen, van een denkbeeldige macht of van een denkbeeldig krediet, om een goede afloop, een ongeval of enige andere hersenschimmige gebeurtenis te doen verwachten of te doen vrezen of om op andere wijze misbruik te maken van het vertrouwen of van de lichtgelovigheid, wordt gestraft met gevangenisstraf van een maand tot vijf jaar en met geldboete van zesentwintig euro tot drieduizend euro.”

 

De tenlasteleggingen misbruik van vertrouwen en oplichting lijken erg op mekaar doch er zijn zeer belangrijke verschillen:

  • Bij misbruik van vertrouwen wordt de zaak vrijwillig overhandigd door het slachtoffer aan de dader. Het slachtoffer heeft kennis van zaken. Er is afgesproken dat de dader de zaak moet teruggeven of er een welbepaald gebruik van moet maken, maar de dader beslist in de plaats daarvan de zaak te verduisteren op bedrieglijke wijze. Het slachtoffer wordt dus pas na de vrijwillige afgifte bedrogen.

 

  • Bij oplichting laat de dader zich  de zaak afgeven door de benadeelde, doch de toestemming van het slachtoffer werd verkregen door bedrieglijke middelen, zoals het gebruik maken van valse namen of hoedanigheden, of het aanwenden van listige kunstgrepen. Het slachtoffer dwaalde dus en had geen volledige kennis van zaken, doordat het bedrogen werd door de dader.

 

Valsheid in geschriften

Het misdrijf valsheid in geschriften kan vele verschillende vormen aannemen en wordt dan ook beschreven in verschillende wetsartikels: artikels 194 tot en met 212 van het Strafwetboek behelzen verscheidene soorten documenten die het voorwerp kunnen uitmaken van valsheid in geschrifte. Een meer specifiek misdrijf vindt men terug in art. 210bis Sw., namelijk de valsheid in informatica.

Opdat er sprake is van valsheid in geschriften moet aangetoond worden dat er:

  • een geschrift is
  • waarin de waarheid vervalst werd op een manier die de wet omschrijft
  • waarbij een mogelijk nadeel wordt veroorzaakt.

 

  1. Een geschrift

Een geschrift kan een brede lading dekken, zoals ook plannen, foto’s en internetgegevens. Niet alle geschriften doorstaan de test, omdat er sprake moet zijn van een geschrift waaraan enig vertrouwen gegeven kan worden en die gebruikt kan worden als bewijsmiddel.

 

  1. Een vervalsing

Zowel materiële als immateriële vervalsingen komen in aanmerking. Zo kan het geschrift zelf aangepast worden maar kunnen ook de achterliggende feiten aangetast worden zodat het geschrift niet meer correct is.

 

  1. Het bedrieglijk opzet of het oogmerk om te schaden

De dader moet de intentie gehad hebben een voordeel voor zichzelf of iemand anders te verschaffen, dan wel een nadeel te berokkenen aan het slachtoffer.

Onze advocaten staan zowel particulieren als bedrijven bij in kader van feiten van oplichting, misbruik van vertrouwen en valsheid in geschriften. Dit zowel voor verdachten als voor slachtoffers.

Op zoek naar een advocaat strafrecht?

Tijdens een eerste consultatie wordt uw probleem besproken, waarbij onze advocaten het juridische kader schetsen en de mogelijke oplossingen overlopen.

MAAK EEN AFSPRAAK