Kennisbank Strafrecht Misdrijven Over wettige zelfverdediging, uitlokking en…

Over wettige zelfverdediging, uitlokking en onweerstaanbare dwang.

Wat is wettige zelfverdediging?

Wanneer u slachtoffer bent geworden van een misdrijf, dient u steeds eerst de hulpdiensten te verwittigen. Wanneer er sprake is van ernstige lichamelijke schade, dient uiteraard een ziekenwagen ter plaatse te komen.

Wanneer iemand dus zichzelf of een ander wettig verdedigt, zal deze persoon geen misdrijf gepleegd hebben en onschuldig geacht worden door de wet.

De betrokkene zal op strafrechtelijk gebied niet vervolgd worden dan wel vrijgesproken worden. Op burgerlijk gebied zal hij of zij ook niet verantwoordelijk zijn voor de toegebrachte schade.

De wettige zelfverdediging kan slechts in bepaalde gevallen van toepassing zijn, wanneer aan verschillende voorwaarden is voldaan. De interpretatie van de voorwaarden is zeer restrictief, om misbruik van de wettige zelfverdediging tegen te gaan. De voorwaarden om van wettige zelfverdediging te spreken zijn:

  • • Er moet een onrechtmatige aanval zijn
  • • De aanval moet onafwendbaar zijn
  • • De aanval moet tegen personen gericht zijn
  • • De reactie moet proportioneel zijn

Men mag zich enkel verweren tegen een onrechtmatige aanval. Men mag zich bijvoorbeeld niet met geweld verzetten tegen zijn arrestatie, omdat deze wel gerechtvaardigd is.

De aanval moet onafwendbaar zijn, zodat de wettelijke zelfverdediging enkel in laatste instantie als ultieme redmiddel gebruikt mag worden. Indien er andere mogelijkheden zijn, zoals vluchten of hulp roepen van de politie, mag men geen beroep doen op de wettige zelfverdediging.

De aanval waartegen men zich verdedigt, moet gericht zijn tegen personen. Wettige verdediging is alleen mogelijk voor het afweren van een aanslag tegen de fysieke integriteit van een ofwel de eigen persoon, ofwel andere personen.

Jezelf verdedigen tegen een diefstal van goederen, is volgens de wet niet toegelaten. De diamantair die de inbreker in zijn zaak neerschiet, kan zich niet beroepen op de wettige zelfverdediging, tenzij de inbreker een onmiddellijke aanval richtte op de fysieke integriteit van een persoon.

Tenslotte moet de reactie van diegene die zich wettig verdedigt ook proportioneel zijn. Het geweld dat men in zijn verdediging hanteert, moet in verhouding staan tot het geweld dat door de aanvaller gebruikt wordt. Men mag geen excessief geweld aan de dag leggen. Indien het toebrengen van enkele slagen bijvoorbeeld had volstaan om zich te verdedigen, is de doodslag als reactie niet proportioneel en dus niet toegelaten.

Uitlokking

De uitlokking is een strafverminderende verschoningsgrond. Volgens de strafwet is er sprake van uitlokking wanneer de dader een misdrijf pleegt doordat hij zijn emoties en driften niet heeft kunnen bedwingen. Bij de uitlokking zijn de omstandigheden waarin het misdrijf gepleegd werd van die aard, dat er begrip kan worden opgebracht voor de dader van het misdrijf, diens emoties en driften.

Wanneer er sprake is van uitlokking van een misdrijf, betekent dit niet dat de dader onschuldig is. Het begrip voor de reactie van de dader leidt enkel tot strafvermindering.

De strafverminderende verschoningsgrond mag niet verward worden met de verzachtende omstandigheid. De strafverminderende verschoningsgronden zijn wettelijk verankerd, en moeten automatisch tot strafvermindering leiden. De rechter moet de gevolgen en strafvermindering toepassen zoals de wet voorschrijft. Dit is een belangrijk verschil met verzachtende omstandigheden, die niet gelimiteerd of gedefinieerd zijn, en die de strafmaat steeds aan de appreciatie van de rechter overlaten.

De uitlokking kan enkel toegepast worden wanneer de strafwet dit uitdrukkelijk voorziet. Dit kan in volgende gevallen:

Bij doodslag, verwondingen of slagen die onmiddellijk uitgelokt zijn door zware gewelddaden tegen personen (art. 411 Sw.).

Bij doodslag, verwondingen of slagen gepleegd door iemand die zelf het slachtoffer is van een misdrijf en dit probeert af te weren. (art 422 Sw)

Onweerstaanbare dwang

Artikel 71 van het Strafwetboek schrijft voor dat er geen sprake is van een misdrijf wanneer de beklaagde op het tijdstip van de feiten leed aan een geestesstoornis die zijn oordeelsvermogen of de controle over zijn daden heeft tenietgedaan, of wanneer hij gedwongen werd door een macht die hij niet heeft kunnen weerstaan.

Men hoort wel eens verschillende termen om dit ‘verlies van controle over zijn daden’ te definiëren: onweerstaanbare dwang, onweerstaanbare drang, overmacht, …

Het voornaamste criterium om toepassing te kunnen maken van deze schuldontheffingsgrond is het volgende: De dader moet in de onmogelijkheid verkeren om de strafbare handeling te ontwijken. Volgens de vaste rechtspraak van het Hof van Cassatie vloeit hieruit voort dat de vrije wil van de beklaagde volledig uitgeschakeld moet zijn. De overmacht moet onvermijdbaar en onvoorzienbaar zijn.

Wanneer er toch nog een keuzemogelijkheid zou zijn voor de beklaagde, is de wil niet volledig uitgeschakeld, en werden zijn daden niet ingegeven door een onweerstaanbare drang. In dit geval zullen de feiten hem alsnog toegerekend kunnen worden.

Wanneer toepassing wordt gemaakt van artikel 71, omwille van de geestesstoornis of onweerstaanbare drang in hoofde van de beklaagde, zijn diens handelingen buiten zijn wil gebeurd en zullen de feiten dus ook niet aan de beklaagde verweten kunnen worden. Hieruit zal een mogelijke internering (ingeval van geestesstoornis) of vrijspraak (ingeval van onweerstaanbare drang) moeten volgen.

Op zoek naar een advocaat strafrecht?

Tijdens een eerste consultatie wordt uw probleem besproken, waarbij onze advocaten het juridische kader schetsen en de mogelijke oplossingen overlopen.

MAAK EEN AFSPRAAK